Schending publicatieplicht met 5 maanden fataal? Niet in dit geval!

Schending publicatieplicht met 5 maanden fataal? Niet in dit geval!

Iedere ondernemer weet het: je moet de jaarrekening van je bedrijf tijdig publiceren. Zo niet dan loop je als bestuurder in geval van een later faillissement, risico’s in de privésfeer. Dat wil je als bestuurder niet. In een zaak waarover het Gerechtshof Den Haag zich heeft gebogen, publiceerde de bestuurder van een gefailleerde onderneming de jaarrekening 5 maanden te laat.

De spelregels zijn kort gezegd als volgt (art. 2:248 lid 2 BW). Stap 1: schending van de publicatieplicht betekent dat op grond van de wet vaststaat dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Tegenbewijs is niet mogelijk. Een onbelangrijk verzuim telt niet mee. Stap 2: de onbehoorlijke taakvervulling wordt vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn. Dit vermoeden is weerlegbaar, tegenbewijs is mogelijk. In beginsel volstaat dat de bestuurder aannemelijk maakt dat andere feiten dan de onbehoorlijke taakvervulling, een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Voor het gemak laat ik verdere bewijsperikelen hier buiten beschouwing. Zie hiervoor de uitspraak zelf, door hier te klikken.

Meer concreet houdt het risico in dat je als bestuurder in privé aansprakelijk kan worden gehouden voor een boedeltekort. Voorwaarde is dat de onbehoorlijke taakvervulling (lees: het niet tijdig publiceren) zich heeft voorgedaan binnen 3 jaar voorafgaand aan het faillissement.

De bestuurder in deze zaak gaf als verklaring voor de te late publicatie dat de accountant vergeten was de jaarrekening (2012) tijdig te deponeren en deze dat alsnog had gedaan na een herinnering van de Kamer van Koophandel. Dit vond het hof geen aanvaardbare verklaring, geen onbelangrijk verzuim. Op dit punt kreeg de curator gelijk: er was sprake van onbehoorlijke taakvervulling, en wel binnen gemelde periode van 3 jaar. Maar dan stap 2. Deze stap redde de bestuurder! De bestuurder voerde het volgende aan. 1) Ruim vóór het faillissement was het aantal verkopen merkbaar teruggelopen, economische tegenwind dus, en waren er al schulden bij leveranciers. 2) Leveranciers stopten met het leveren op rekening omdat het bedrijf een slechte rating had bij een creditbedrijf. 3) Hij had een franchisegever benaderd zodat inkoop en marketing centraal geregeld konden worden, om zo het risico met de leveranciers te beperken. 4) De franchisegever zegde de franchiseovereenkomst een maand later alweer op, vanwege de slechte financiële positie van het bedrijf. 5) Daarna heeft hij de verkoopactiviteiten gestaakt en met professionele hulp  geprobeerd om de schulden te saneren en een akkoord te bereiken. Alles tevergeefs, het bedrijf failleerde. Volgens het hof heeft de bestuurder voldoende aannemelijk gemaakt dat andere feiten dan de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. De curator slaagde niet in zijn bewijslast, de bestuurder wel in die van hem.

Zie ook onze Blog.

Wilt u weten hoe dit precies zit? Dan moet u gewoon eens met ons bellen.

Heeft u vragen hierover neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Chris Bonnier: chrisbonnier@sbadv.nl of info@sbadv.nl